In deze zeer leesbare scriptie behandelt dhr. Bruis het familiebedrijf op de scheidslijn van waarderingsproblematiek en het wettelijk kader. Eén hoofdstuk gaat specifiek in op jurisprudentie onderzoek in het kader van bedrijfswaardering waarbij tevens een voorstel wordt gedaan voor aanpassing van de huidige wet.
Rechtsonzekerheid
Er bestaat volgens de auteur steeds veel rechtsonzekerheid in de gevallen dat er geen statutaire of contractuele bepalingen zijn die voorzien in de waardering van aandelen of indien partijen geen overeenstemming bereiken. Om in deze gevallen toch rechtszekerheid te scheppen dienen er handvatten in de vorm van richtlijnen geformuleerd te worden die de rechter en/of deskundige in beginsel dient te volgen. Deze richtlijnen gelden zowel bij gedwongen als vrijwillige uittreding. Enkel bij bijzondere omstandigheden kan van deze richtlijnen worden afgeweken.
Voorstel aanpassing wet
Op basis van dit onderzoek stelt de auteur voor de volgende richtlijnen in de wet op te nemen:
1. In het geval de onderneming een eigen vermogen kleiner dan x euro heeft dient er voor de aandelen een prijs te worden betaald gelijk aan de boekwaarde van de aandelen
2. In het geval van een echtscheiding dient er voor de aandelen een prijs te worden betaald gelijk aan de intrinsieke waarde van de aandelen
3. Wanneer de onderneming met grote financiële problemen kampt en de onderneming derhalve ook geen toekomstperspectief heeft dient er voor de aandelen een prijs te worden betaald gelijk aan de Liquidatiewaarde van de aandelen
4. In alle andere gevallen dient er voor de aandelen een prijs te worden betaald gelijk aan de waarde op basis van de DCF--‐methode
Universiteit van Tilburg
augustus 2017